In het artikel ‘Een verdachte in een rode polo’ stelt Larissa Zegveld dat het de hoogste tijd is voor afspraken over standaardisering en semantiek: een efficiënte, effectieve en betrouwbare overheid kan niet zonder een gemeenschappelijk begrip van taal. Daar zijn wij van Slimmer met Regelgeving het zéér mee eens en we hebben ook een idee hoe we dat zouden kunnen bereiken!
Eerst even over het voorbeeld met de rode polo. Dat geeft direct weer wat de uitdaging is: gaat het hier om een verdachte die een rood poloshirt draagt, of rijdt de verdachte in een rode Volkswagen polo? Beide betekenissen van ‘polo’ bestaan, sterker nog, in een woordenboek staan nog veel meer betekenissen van ‘polo’: een balspel van twee ploegen ruiters; waterpolo; een ontdekkingsreiziger; een danslied; etc.
De rode polo laat het leuke van taal zien. We kennen synoniemen, homoniemen, dialecten, talen, verbasteringen, etc. Het is onmogelijk om vanaf nu te stellen dat het woord ‘polo’ nog maar één betekenis mag hebben. Vaak maakt de context waarin een woord gebruikt wordt duidelijk welke betekenis het woord heeft. Voor mensen tenminste wel, en zo niet, dan vragen we door om achter de betekenis te komen. Computersystemen vinden dat veel moeilijker. Binnen de overheid stikt het van de synoniemen en homoniemen, en zoals Larissa terecht aangeeft is dat niet altijd makkelijk en gewenst. Een bekend voorbeeld is het begrip ‘loon’, dat tientallen net-iets-verschillende betekenissen kan hebben, afhankelijk van de wettelijke context waarin het gebruikt wordt. Hoe weet je als jurist, beleidsmedewerker, ambtenaar, burger of ondernemer dan welke betekenis in een specifieke situatie van toepassing is?
Je zou kunnen zeggen dat standaardisatie impliceert dat we dit begrip ‘loon’ nu maar eens snel moeten gaan uniformeren zodat er één betekenis overblijft en voor iedereen duidelijk is wat het betekent. Echter, als je je verdiept in taal, dan zul je zien dat er dan een hele generieke definitie zal ontstaan, die bijna nietszeggend is. Waardoor er allerlei andere woorden nodig zullen zijn om de specifieke betekenis van dat woord ‘loon’ in een bepaalde context aan te duiden (generalisatie <> specialisatie). Met deze aanpak doe je feitelijk onrecht aan het leuke en veelzijdige van taal. We hebben nu eenmaal een beperkte woordenschat tot onze beschikking om de omvangrijke en complexe wereld waarin we leven te duiden! We hebben die subtiele betekenisverschillen nodig. We hebben aanvullende context nodig. We spreken verschillende talen en dialecten. En dat doen we ook in het overheidsdomein. In het artikel wordt gesuggereerd dat dit onder andere komt door decentralisatie en ‘verzuiling’, waardoor overheidsorganisaties eigen woordgebruik hebben ontwikkeld. Decentralisatie heeft hier zeker aan bijgedragen, maar het is belangrijk om ons te realiseren dat de hele wereld zo in elkaar zit: elk dorp, stad, regio of land kent haar eigen woordgebruik en taal. Talen ontstaan niet op een centraal aangestuurde wijze.
Deskundigen die zich bezig houden met wet- en regelgeving weten dat een begrip in de ene wet een geheel andere lading kan hebben dan in een andere wet. Juist door de context, het doel waarvoor die wet is bedoeld. En zelfs binnen één wet kan dit al gelden. Wist u bijvoorbeeld dat er (minstens) drie betekenissen zijn voor “bebouwde kom”? Dat lijkt raar. Maar het wordt al duidelijker als je de context van de regelgeving meeneemt. Zo is een bebouwde kom in de context van stankoverlast een andere dan die voor bosbouw. Met de context erbij is het al duidelijker: stank laat zich niet tegenhouden door een bord “bebouwde kom”, terwijl een boom duidelijk aan de ene of de ander kant van zo’n bord staat! In geval van stankoverlast heeft bebouwde kom dan ook de betekenis van aantal bewoners per vierkante kilometer in plaats van een door de welbekende borden afgebakende grens. De individuele situatie bepaalt welke context uit de wet van toepassing is.
Overheidsorganisaties halen de betekenis van begrippen die ze gebruiken in de eerste plaats uit de wet- en regelgeving die voor hen van toepassing is. Als we meer willen standaardiseren op woordgebruik, dan zouden we daar dus moeten beginnen. Wetgevingsjuristen zouden dan continu moeten gaan kijken of ze het eens kunnen worden over de betekenis van eenzelfde begrip in alle wetten waarin het begrip gebruikt wordt. Zowel zij als degenen met kennis van taal zullen aangeven dat dit een onmogelijke opgave is. Als dat al leidt tot één overheids-esperanto , dan is dit te algemeen en daarmee onbruikbaar.
Het goede nieuws is: het hoeft ook niet. Zo is het op het internet heel gebruikelijk dat taal en context kan verschillen. Toch kunnen mensen over de gehele wereld, met behulp van geautomatiseerde slimme technologie, hun weg kunnen vinden. Deze ontwikkeling op het internet wordt het “semantic web” genoemd: een verbonden wereld (het web) op basis van betekenis van taal (semantiek). Dit concept stelt mensen en computers beter in staat om de betekenis van alle woorden op het internet af te leiden. Vanaf de start is daarbij uitgegaan van het verschil in context bij het gebruik van woorden: het leuke en uitdagen van taal – en daarmee ook van wet- en regelgeving. Er zijn dan ook al wetgevingsjuristen die nieuwsgierig kijken hoe zij hier gebruik van kunnen maken. Geen exacte copy van het “semantic web”, maar wel eentje waarbij de betekenis van taal en een verbonden omgeving worden gecombineerd met de kenmerken van regelgeving, beleid en uitvoering. Zij noemen dit: “wendbare wetsuitvoering”. Om inzicht te krijgen waar de context van woorden echt verschilt in de uitvoering, en waar standaardisatie mogelijk is.
De oproep van Larissa om te gaan standaardiseren op taal kan wat ons betreft in deze hoek vorm gaan krijgen. En zoals Eric Brouwer in zijn reactie onder het artikel ook aangeeft: hier wordt al op verschillende plekken aan gewerkt. Afspraken over standaardisatie betreffen de manier waarop iedere overheidsorganisatie zijn begrippen en betekenis vastlegt. Om ze daarna ook aan elkaar te kunnen verbinden. Standaardisatie in de manier waarop we eenduidig begrip kunnen hebben over én voor de taal van de ander. Precies zoals ook in de nieuwe Stelselcatalogus is bedoeld. En ja, het gaat zeker helpen als sommige begrippen meer eenduidig kunnen worden gedefinieerd. Zolang we ons maar realiseren dat dat nooit voor 100% het geval kan zijn. En ook niet hoeft te zijn. Sterker nog, dat moeten we ook niet willen: dit is nu juist het leuke aan taal, en de uitvoering van wet- en regelgeving moet daarmee omgaan.
U vraagt zich wellicht af: “wat is nu die derde betekenis van bebouwde kom?”. Welnu, we dagen u uit om deze zelf te vinden. Dan zult u merken dat dit nog niet zo eenvoudig is. De middelen die ons, burgers, maar ook bedrijven en overheidsorganisaties op dit moment te beschikking staan, zijn nog onvoldoende. Maar er wordt hard aan gewerkt. In ons volgende diepte-artikel gaan wij hier verder op in.
Voeg opmerking toe